KungFu (chinese verdedigingskunst)

Omstreeks 1500 jaar geleden kwam de Indiase monnik Bodhidharma (door de Chinezen Ta Mo genoemd) na vele omzwervingen terecht bij het shoalin Da Fa Wang klooster op de berg Songshan, gelegen in de provincie Henan, Noord China.

Hij onderwees de monniken van het klooster in de Boeddhistische leer. Om de lichamelijke en geestelijke conditie van de monniken te verbeteren, leerde de Indiase monnik zijn Chinese broeders een aantal oefeningen. Deze oefeningen worden de Achttien Handen van Lo-Han genoemd. Van oorsprong had de beoefening van de monniken niets te maken met gevechtskunst, maar met religie. Doordat het shoalinklooster zijn deuren openstelde voor mensen die een tijdelijk onderdak zochten, kwamen de monniken in aanraking met geweld en wapens. Daar ligt de feitelijke oorsprong van de krijgskunst Kung Fu. In de loop van de geschiedenis verlieten diverse monniken het klooster en verspreiden zij zich over geheel China. Als gevolg van deze verspreiding heeft Kung Fu zich doorontwikkeld en zijn in de diverse regio's (vanuit dezelfde basis) verschillende stijlrichtingen ontstaan. Bij deze Kung Fu stijlen stond de gevechtskunst centraal. Religie stond niet meer aan de basis van de oefeningen.

In het bijzonder wil Kung Fu school BAI JIA ZHI DAO er de nadruk op leggen dat men Kung Fu niet alleen als een verdedigingskunst/sport moet zien. Maar ook als een manier om gezondheid, uithoudingsvermogen en gratie te verbeteren.

In de Kung Fu beoefening zijn er verschillende stijlen, namelijk het interne en externe. Het onderscheid hierin is dat bij interne Kung Fu de nadruk op de geestelijke training ligt. De ademhaling en de filosofische benadering spelen hierbij ook een grote rol. Door middel van de juiste training wordt de levensenergie, de Qi van het lichaam versterkt waardoor ook de interne organen in conditie verbeteren. Veel interne stijlen worden dan ook gecombineerd voor medische doeleinden. Een aantal bekende interne stijlen zijn: Tai Chi, Bagua, Chi-Neng Qi Gong.

Externe stijlen richten zich meer op fysieke training om het lichaam in een zo goed mogelijke conditie te brengen, ze zijn gericht op zelfverdediging en confrontatie. Voorbeelden van externe stijlen zijn: Hung Gar, Wing Tsun, Chay Lay Fut. Externe stijlen kan men ook nog onderscheiden in Noord en Zuid Chinees. Wat ook vermeld moet worden is dat interne en externe Kung Fu in elke Kung Fu stijl in evenwicht moet zijn. Men heeft zowel interne als externe kracht nodig om de Kung Fu beoefening compleet te maken.

Resume

Door de eeuwen heen is Kung Fu uitgegroeid tot een uitstekende manier van zelfverdediging. Ook tegenwoordig vergt deze Chinese krijgskunst nog steeds veel zelfdiscipline en een grote portie doorzettingsvermogen van de beoefenaars. Binnen de vereniging BAI JIA ZHI DAO wordt nog steeds op de traditionele manier lesgegeven. Resumerend kan gezegd worden dat Kung Fu zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld tot een zeer verfijnd/delicaat Oosterse vechtkunst, die de beoefenaar een enorme verrijking biedt op zowel fysiek als mentaal gebied. Zelfredzaamheid, zelfvertrouwen en concentratievermogen zijn slechts enkele vruchten die men afdwingt bij het beoefenen van Kung Fu.

kungfu-01 kungfu-02